Herman

Gepubliceerd op 19 februari 2021 om 16:46

Het moet in 1985 zijn geweest, ergens in de zomer op de Autobahn in Duitsland. We waren met ons gezin onderweg naar onze vakantiebestemming in Hongarije. De setting: mijn vader reed, mijn moeder las de kaart en mijn twee zussen en ik zaten achterin. Mijn zus Cristel, in huize Van Vilsteren ook wel ‘ons baken van rust’ genoemd, zat uit voorzorg in het midden. Zo moesten mijn zus Monique en ik het doen met alleen de prikkels van buitenaf, in dit geval het beste voor iedereen. De auto, een Opel Kadett, was goed beladen, want geen gaatje bleef onbenut. We gingen hooguit twee weken weg, maar mijn moeder had nog net niet onze hele etensvoorraad voor de komende jaren in de auto gepropt. We gingen in vliegstand op vakantie, dat wil zeggen met de spatlappen op de grond en de koplampen in de lucht. Ik werd wakker door een ongelooflijk penetrante geur. Mijn vader had, zoals hij achteraf aangaf, een klein scheetje gelaten. Zo’n eentje die je niet hoort, maar ineens vanuit het niets toeslaat. Binnen onze familie werd dit fenomeen geïntroduceerd als een ‘sniper’. De Opel Kadett met daarin onze familie was het decor van een klein stukje mestuitstoot waar je ‘u’ tegen zegt. Combineer die mestuitstoot met de vele bolletjes met gebakken ei die mijn moeder voor de eerste kilometers - of beter gezegd: de eerste twee dagen - in een niet goed afgesloten koelbox had meegenomen en dan weet je enigszins hoe we er stankniveau-technisch bij zaten. We zaten werkelijk opgepropt achter in de auto met hooguit een Taptoe of een Bobo op onze schoot. Toch baanden mijn zussen en ik ons zo snel mogelijk een weg naar het raam om als makke lammetjes naar frisse lucht te happen. De geur van deze ‘sniper’ was werkelijk niet te harden. Mijn vader had hier een patent op, want hij was de bunzing van onze familie.

Je leest het goed, dat was hij, want Herman is al een tijdje niet meer onder ons. Om precies te zijn deze maand al vijfentwintig jaar niet meer. Omdat dit al zo lang geleden is en de tijd voortschrijdt, raakt hij op z’n zachtst gezegd wat in de vergetelheid. Soms komt hij echter langs. Al is het door een liedje op de radio, in een droom of door een ‘sniper’ die wordt gelaten, ergens duikt hij altijd weer op. Sommige dingen vergeet je, maar iemands humor, gedachtengoed of opmerkelijke gebeurtenissen blijven altijd wel in het geheugen hangen. Vaak gebeurde er iets in zijn aanwezigheid. Er was lawaai, er werd gelachen, kortom, er was rumoer. Hij liet ons ook zien dat je gewoon moest werken voor je geld. Hij had zijn baan bij de Nederlandse Spoorwegen, beunde hier en daar wat bij en maakte ons street-wise. Ik hoor je al denken: Dennis toch, moest jij in Zwolle je mannetje staan, hoe dan? Dit zal ik nader toelichten. Kijk, mijn vader handelde in zo’n beetje alles. Het gemiddelde Handje Kontantje-volk kwam bij ons wekelijks over de vloer. Voor de jongere lezers onder ons: Handje Kontantje was in Zwolle en omstreken onze ‘Marktplaats-krant’. En als mijn vader niet thuis was, moesten de gezinsleden de honneurs waarnemen, oftewel onderhandelen met een plaatselijke ongure pipo over een uitstekend werkende autoradio, een zeer moderne tas of een riem die was voorzien van een zeer geavanceerde gesp. Ik hoor het mezelf nu nog zeggen. Dit alles was voor werkelijk een prikkie op te halen bij huize Van Vilsteren. Als de onderhandelingen niet goed verliepen, kregen we de wind van voren. Ten eerste van die plaatselijke pipo en ten tweede van onze vader. Van beide gevallen wilde je zo ver mogelijk weg blijven, dus het bluffen en de teksten ‘neusje van de zalm’, ‘crème de la crème’ en ‘voor niets gaat de zon op’ zaten er binnen ons gezin al vroeg ingebakken. Handel was handel en geld was geld.

Educatief zat hij laten we zeggen creatief in elkaar. Dan moesten Cristel en ik mee naar de Zwolse veemarkt om, zoals hij zei, wat ‘k’nien en kipp’n’ te halen. Vervolgens aanschouwden we een hogeschool-onderhandelingstechniek. Voor Cristel en mij zorgde het hier en daar voor wat vraagtekens. Een scala aan emoties passeerde in pakweg dertig seconden de revue. Er werd vriendelijk op elkaars handen geklapt. Tijdens een onderhandeling moesten we, uit het niets, hard weglopen en daarbij erg boos kijken. We zaten blijkbaar opeens in de oorlogsmodus. Daarna moesten we weer rustig teruglopen om de onderhandelingen, met een wijzend vingertje, tot een goed einde te brengen. Onnodige stappen en niet efficiënt. Cristel was duidelijk de slimste binnen het gezin, zo noemde zij het, al zei ze het alleen tegen mij. Al met al bleek het een fascinerend spel. Als klap op de vuurpijl mochten we even naar het slachthuis om te zien hoe een koe werd geslacht. Waarom weet nog steeds niemand, maar dit was ons vaste vrijdagritueel in de schoolvakanties.

Begin jaren negentig waren qua handel de hoogtijdagen in huize Van Vilsteren. Mijn vader had in de herfstvakantie het lumineuze idee een batterij kalkoenen op te kopen, deze netjes te verzorgen en zo rond half december kerst-gereed te maken, als je begrijpt wat ik bedoel. De handel floreerde en het bleek een gat in de markt. Het ging van kwaad tot erger. Het rees de pan uit, de vraag was groter dan het aanbod en de crypto- en aandelenbeleggers onder ons weten wat dat betekent: je pakt je winst of je breidt uit. Herman herinvesteerde in verbeterde materialen en breidde de toko uit. Konijnen en kippen werden aan het assortiment toegevoegd. Daarbij moest het hele gezin participeren in de handel. We waren opgeslokt door het opgebouwde imperium, er was geen weg terug. Vanaf oktober tot aan de kerst stonden in huize Van Vilsteren de horloges gelijk, konden we met z’n allen door één deur en keken we allemaal dezelfde kant op. We waren één. Het hele proces, van aankoop tot het overhandigen van het product aan de klant, kunnen mijn moeder, mijn zussen en ik je nu nog steeds haarfijn uitleggen. Wat ik al zei, sommige dingen blijven je bij.

De beste man was zijn tijd ver vooruit. Zo gingen we met de nachttrein op vakantie naar Spanje, wat niet alledaags was, en waren we de eersten in onze straat die gebruik maakten van een huiskapper. Kapper Arkan, heette hij. Dan werd de gehele familie in rap tempo geknipt. Waarschijnlijk had die ouwe een dealtje gemaakt met Arkan. Het kan niet anders! Vijf voor de prijs van vier of zoiets. Onder de noemer ‘lastig haar’ werd ik tot mijn twaalfde standaard kaal geschoren. Ik zal hier verder geen woorden aan vuil maken, maar nogmaals: sommige dingen blijven je bij. Ook kon hij goed relativeren en was hij ruimdenkend. ‘Wees blij met wat je hebt en kijk een beetje om je heen’, zei hij ook wel eens. Hij kon een traan laten als hij iets moois zag of iets indrukwekkends had meegemaakt en hij stond open voor allerlei mensen. Misschien omdat hij hen waardeerde of omdat hij diegene later nog wel eens nodig kon hebben. Dit laatste zou overigens heel goed kunnen, maar laat ik zekerheidshalve in het midden. Hij leerde ons vooral om niet alles al te serieus te nemen, maar wel je best te doen en met de beide beentjes op de grond te blijven.

Mijn vader geloofde in de kracht van de herhaling, althans dat denk ik. Elke ochtend kwam hij uit bed, opende de woonkamerdeur en schreeuwde in een riedeltje LTS-zwakstroom-Engels ‘Looking for me, looking for you, is it me you looking for’ of iets in die trant. Dit elke dag weer, in hetzelfde ritme en op dezelfde toonhoogte. Ik denk dat daar mijn aversie tegen Engels sprekende Nederlanders is ontstaan (lees mijn vorige blog ‘Oh my God’), maar dit geheel terzijde. Dus als je mij vraagt wat mij het meest is bijgebleven aan die bijzondere man - want dat kunnen we nu met z’n allen wel concluderen - dan zou dit het zo’n beetje zijn: wees vrolijk en aardig, werk hard en neem niet alles te serieus! Zeik niet te veel en geniet er een beetje van. Op naar de volgende vijfentwintig jaar!

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.